Belichtingsdriehoek
We onderscheiden 3 regelaars.
- Diafragma
- Sluitersnelheid
- Lichtgevoeligheid (ISO)
Samen de belichtingsdriehoek genoemd
Indien we ons toestel op A (automatisch) zetten, dan zal het toestel ifv omstandigheden zelf de waarden bepalen.
Gaan we de waarden zelf instellen, dan kunnen we de belichting en de scherptediepte zelf regelen.
De drie waarden moeten steeds in balans zijn. Wijzig je 1 waarde dien je ook andere waarde aan te passen.
Er is dus niet 1 juiste instelling.
Diafragma
Het diafragma is de lensopening. Het bestaat uit meerdere lamellen en kan daardoor veranderen van grootte. Een groot diafragma wordt aangegeven met een lage diafragmawaarde. Bij F/2.8 is de opening dus groter dan bij F/8.0.
Het diafragma bepaalt dus de hoeveelheid licht die in je camera komt.
Onthoud dat een klein diaframgegetal (vb F 2.8 staat voor een grote lensopening (laat veel licht binnen) en een groot diafragmagetal (vb F 22) staat voor een kleine lensopening.
Behalve licht regelt diafragma ook de scherptediepte. Een foto is nooit helemaal scherp. Je stelt je toestel scherp op een bepaald onderwerp. in functie van het diafragma gaat de scherpte binnen een bepaald bereik vallen.
Bij een klein diafragmagetal (grote lensopening) is er minder scherptediepte tov bij een groot diafragmagetal.
Als voorbeeld kunnen we stellen dat portretten doorgaans gemaakt worden bij een kleiner diafragmagetal en natuurfotografie met een groter diafragmagetal.
Tip: Bij onze smartphone kunnen we dit ook kiezen door deze op ‘Portret’ modus te plaatsen. De scherpediepte is dan veel minder groot.
Sluitersnelheid
De tweede regelaar in de belichtingsdriehoek is de sluitertijd. Dit is de tijd die de belichting kost, oftewel hoelang het maken van een foto duurt.
Zodra je op de knop drukt om een foto te maken, gaat er in je camera een soort schuifje omhoog, waardoor de sensor wordt blootgesteld aan het licht van buiten de camera. Na een bepaalde tijd gaat het schuifje weer dicht en start de camera met het verwerken van de foto. Dat schuifje noemt men dus ‘de sluiter’ en de tijd dat deze open staat, heet de sluitertijd.
Korte en lange sluitertijd
Is het een mooie zomerdag met veel zonlicht, dan zullen we maar een fractie van een seconde (vb 1/500) nodig hebben om ons beeld op te bouwen. Bij minder goede omstandigheden zullen we deze tijd moeten verhogen om voldoende licht toe te laten om de foto op te bouwen.
Fotograferen we een snel onderwerp, dan gerbuiken we een korte sluitersnelheid om het onderwerp scherp te krijgen. Bij stilstaande onderwerpen (vl landschap) kunnen we een langere sluitertijd toepassen. Het risico op bewegingsonscherpte is dan veel kleiner.
Een statief is een hulpmiddel om langere sluitertijden te kunnen gebruiken.
We kunnen een lange sluitertijd ook gebruiken om beweging vast te leggen zoals dit bij sport vaak gebeurt. En als je ’s avonds een drukke weg fotografeert, zie je de autolichten als strepen.
Lichtgevoeligheid
Hoe hoger de diafragmawaarde en/of hoe korter de sluitertijd, hoe minder licht jouw er in jouw camera komt.
Bij goede omstandigheden is dat geen probleem. Gaan we binnenhuis of in het schemer dan lopen we al vlug tegen de technische beperkingen aan daar we niet genoeg licht krijgen op de sensor.
Binnen de belichtingsdriehoek is er een derde regelaar, nl de ISO-waarde of lichtgevoeligheid van de camera. Verhogen we de lichtgevoeligheid van bvb ISO100 naar ISO800 dan kunnen we de 2 andere regelaars meer spel geven en lijkt het probleem opgelost.
Echter, Hoe hoger de ISO hoe waziger het beeld wordt, of we zeggen ook wel dat er dan ruis op de foto komt. Het is heel afhankelijk van de kwaliteit van het toestel hoe hoog je kan gaan.